In deze procedure staat de vraag centraal of een proeftijd is overeengekomen, althans welke duur de proeftijd heeft en dus of Voortse Vallei al dan niet binnen de proeftijd de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd. De kantonrechter te Arnhem (19 december 2012, ECLI:NL:RBARN:2012:BY7040) oordeelt dat er geen proeftijd is overeengekomen en het ontslag aldus niet rechtsgeldig is gegeven. Hij oordeelt daartoe als volgt.

Feiten

Werknemer treedt op 1 juli 2012 in dienst bij Voortse Vallei B.V. in de functie van salesmanager buitendienst. Op 24 augustus tekent hij een schriftelijke arbeidsovereenkomst waarin is vermeld dat het dienstverband geldt voor de duur van zes maanden alsmede dat er een proeftijd geldt van twee maanden. Op 27 augustus wordt werknemer
medegedeeld dat het dienstverband zal worden beëindigd in de overeengekomen proeftijd. Werknemer protesteert hiertegen en spant een kort geding procedure aan.

Vordering werknemer

Werknemer vordert nakoming van de arbeidsovereenkomst, waaronder wedertewerkstelling en loondoorbetaling. Werknemer stelt dat het beding niet voldoet aan het schriftelijkheidsvereiste omdat het proeftijd beding niet bij
aanvang van de feitelijke werkzaamheden schriftelijk is overeengekomen. Om die reden kan het beding niet rechtsgeldig zijn overeengekomen. Werknemer stelt dat er nimmer over een proeftijd is gesproken, laat staan dat daarover overeenstemming bestond.

Verweer werkgever

Voortse Vallei voert aan dat aan dat werknemer niet ontvankelijk is, daar hij geen spoedeisend belang heeft.

Het oordeel van de kantonrechter

De kantonrechter is van mening dat het spoedeisend belang mede is gelegen in de loonvordering en om die reden werknemer wél ontvankelijk kan worden verklaard. Met betrekking tot de proeftijd oordeelt de kantonrechter dat in artikel 7:652 lid 2 BW de eis is opgenomen dat de proeftijd schriftelijk moet worden overeengekomen. In artikel 7:652 lid 3 BW, dat ziet op de maximumduur van een proeftijd bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, wordt de eis gesteld dat een proeftijd bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst dient te worden overeengekomen. Deze eis slaat niet terug op het bepaalde in artikel 7:652 lid 2 BW, zodat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter de overeengekomen proeftijd ook na het mondeling aangaan van de arbeidsovereenkomst op schrift mag worden gesteld. Het mondeling overeenkomen dient echter wel vóór of kort na de aanvang van de feitelijke werkzaamheden te gebeuren. Dit uit oogpunt van rechtsbescherming en rechtszekerheid. Betwist is echter dat destijds mondelinge overeenstemming bestond tussen Voortse Vallei en werknemer over een proeftijd, laat staan een langere dan de wettelijke proeftijd van één maand op grond van een mogelijk geldende cao. Werkgeefster kan de stelling dat er geen proeftijd is overeengekomen niet weerleggen. Om die reden oordeelt de rechter dat er geen sprake was van een overeengekomen proeftijd en aldus ook geen sprake van een rechtsgeldig gegeven ontslag. De loonvordering tot 1 januari 2013 wordt derhalve toegewezen. De vordering tot wedertewerkstelling wordt afgewezen nu de werknemer vanaf de zittingsdatum d.d.19 december 2012 tot datum einde dienstverband nog slechts enkele dagen zou kunnen werken.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.