In deze kort gedingprocedure (ECLI:NL:RBNNE:2014:3720) staat de vraag centraal of de werkgever zich – wegens beëindiging van de werkzaamheden van (het onderdeel van) de onderneming – mocht beroepen op de uitzondering op het opzegverbod tijdens ziekte (artikel 7:670b lid 2 BW).

De feiten

Werkneemster is op 4 oktober 2010 in dienst getreden bij werkgever als secretaresse. Sinds 19 september 2013 is werkneemster arbeidsongeschikt. Werkgever Tishauer heeft de arbeidsovereenkomst met verkregen toestemming van het UWV opgezegd per 1 april 2014. De grond voor de beëindiging was gelegen in bedrijfseconomische omstandigheden. Werkneemster beroept zich echter op het opzegverbod tijdens ziekte (artikel 7:670 lid 1 BW) en roept (tijdig) de nietigheid van het verleende ontslag in. Gelijktijdig verzoekt zij haar werkgever om het loon ook na 1 april 2014 door te betalen.

De vordering van werkneemster

Omdat werkgever niet reageert, legt werkneemster haar verzoek neer bij de kantonrechter. In kort geding vordert zij doorbetaling van loon. Werkneemster is van mening dat de opzegging in strijd met het opzegverbod tijdens ziekte is gedaan. Het feit dat het secretariaat – bestaande uit de ontslagen werkneemster – is opgeheven, betekent volgens werkneemster immers niet dat deze ondernemingsactiviteiten oftewel de secretariaatswerkzaamheden geheel zouden zijn beëindigd. Werkgever had de arbeidsovereenkomst ondanks de door het UWV verleende ontslagvergunning derhalve niet mogen opzeggen.

Het verweer van werkgever

De werkgever verweert zich met de stelling dat het gehele secretariaat (bestaande uit één secretaresse) is opgeheven. Ondanks dat het kantoor beperkt is geopend en de bestuurders samen met een aantal franchisers zelf middels VOIP de telefoon beheren, impliceert deze opheffing volgens de werkgever een beëindiging van de werkzaamheden van een onderdeel van de onderneming. Op grond van deze beëindiging is de arbeidsovereenkomst met gebruikmaking van de UWV ontslagvergunning rechtsgeldig geëindigd. Het opzegverbod tijdens ziekte is in dit geval immers niet van toepassing.

Het oordeel van de kantonrechter

Partijen zijn het er over eens dat werkneemster ten tijde van de opzegging van de arbeidsovereenkomst ongeschikt was tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte, zodat sprake is van een opzegverbod tijdens ziekte. De rechter is echter van mening dat de uitzondering ex artikel 7:670b lid 2 BW (dus dat de werkgever ondanks het van toepassing zijnde opzegverbod, toch rechtsgeldig mag opzeggen) hier niet van toepassing is. Voorwaarde is immers dat de activiteiten volledig worden beëindigd. Dat laatste is niet het geval. De werkzaamheden, zoals het beantwoorden van telefonische vragen, worden thans immers uitgevoerd door de bestuurders zelf en (bij toerbeurt) door de bij het bedrijf aangesloten franchisers. Een vermindering van activiteiten of het opheffen van een arbeidsplaats is niet voldoende voor de uitzondering op het opzegverbod tijdens ziekte.[1]
Dat betekent dat door het tijdig inroepen van de nietigheid van de opzegging de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet is geëindigd en dat de loonvordering van werkneemster zal worden toegewezen.

[1] Zie ook W.C.L. van der Grinten, Arbeidsovereenkomstenrecht, Deventer: Kluwer 2011, p. 370.

Bron: rechtspraak.nl

Mocht u naar aanleiding van bovenstaande juridisch advies nodig hebben dan kunt u telefonisch of via het contactformulier contact opnemen met Caroline de Graaf.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.