In deze procedure staat de vraag centraal of het proeftijdbeding uit de van toepassing zijnde cao waarnaar in de ondertekende arbeidsovereenkomst wordt verwezen, door werkgever kan worden ingeroepen. Het Hof te ‘s-Hertogenbosch (d.d. 18 december 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BY7239) beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe in casu als volgt.

Feiten

Werknemer was sinds 2006 tot september 2009 in dienst bij oude-werkgever. De oud-werkgever heeft op 7 september 2009 met de nieuwe werkgever (hierna: werkgever) afgesproken dat deze werkgever onder meer de aanwezige inventaris in het door oud werkgever gehuurde bedrijfspand zou overnemen. Aangaande het personeel werd de afspraak gemaakt dat de oud werkgever het personeel zou inlichten aangaande de voorgenomen transactie en dat de werkgever alle medewerkers de mogelijkheid zou aanbieden om tegen gelijke arbeidsvoorwaarden een dienstverband te aanvaarden. Op 15 september 2009 is al het personeel van oud-werkgever door de oud-werkgever ingelicht. Vervolgens zijn ook bestuurder 1 en 2 van werkgever de ruimte
binnengekomen. Eind september 2009 is door de werknemer een opzeggingsbrief getekend richting oud-werkgever, welke opzeggingsbrief was opgesteld door of namens de nieuwe werkgever. Tegelijkertijd is aan werknemer een schriftelijke arbeidsovereenkomst met de werkgever aangeboden voor onbepaalde tijd, waarop
tevens de cao voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf (hierna: CAO) van toepassing werd verklaard. Betreffende algemeen verbindend verklaarde CAO bevat in artikel 12 lid 1 eerste zinsdeel een proeftijd van twee maanden. Artikel 12 lid 1 tweede zinsdeel voorziet in de mogelijkheid schriftelijk de termijn van de proeftijd te bekorten dan wel er van af te zien. Partijen hebben op dit punt geen schriftelijke afwijkende afspraken gemaakt. Op 11 november 2009 heeft werkgever de werknemer ontslagen met een beroep op het proeftijdbeding. Werknemer heeft werkgever laten weten dat hij het niet eens is met de beslissing om hem in de ‘proeftijd’ te ontslaan. Tevens bericht hij dat hij zich beschikbaar stelt voor het verrichten van zijn werkzaamheden. Eind november roept zijn gemachtigde de nietigheid van het ontslag in wegens schending van de artikelen 6 en 9 BBA.

Vordering werknemer

In hoger beroep vordert de werknemer een verklaring voor recht dat partijen op 25 september 2009 een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan voor onbepaalde tijd zonder dat daarbij een proeftijdbeding was overeengekomen, althans van kracht was, althans tot de inhoud behoorde. Tevens vordert de werknemer o.m. een
verklaring voor recht dat de opzegging van de werkgever niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden en deze opzegging door werknemer terecht is vernietigd.

Verweer werkgever

Werkgever bestrijdt de vorderingen.

Het oordeel van het Hof

Het hof is van oordeel dat is bewezen dat op de informatiebijeenkomst op 15 september 2009 niet alleen door de oud-werkgever is medegedeeld dat het hele personeel mee over kon naar de nieuwe werkgever tegen gelijke
arbeidsvoorwaarden, maar dat dit tevens door de aanwezige vertegenwoordigers van de nieuwe werkgever, althans door bestuurder 2 is beaamd. Tevens acht het hof bewezen dat tijdens de informatiebijeenkomst namens werkgever een uitlating is gedaan met de strekking dat het personeel van (toen nog ) oud-werkgever zich geen zorgen, althans zich niet ongerust hoefde te maken.

Met betrekking tot het proeftijdbeding is het hof van oordeel dat er weliswaar geen sprake was van een overgang van onderneming als bedoeld in artikel 7:662 BW maar er was wel sprake van een overgang van personeel, waar zowel de oude als de nieuwe werkgever bij betrokken was. De nieuwe werkgever had hier – uit hoofde van artikel 7:611 BW – een informatieplicht. Werkgever verhulde zich echter in stilzwijgen. Gegeven het zwijgen door werkgever op het punt van het proeftijdbeding mocht werkgever, ondanks de verwijzing naar de CAO, in de gegeven omstandigheden de ondertekening door werknemer van de arbeidsovereenkomst niet overeenkomstig artikel 3:35 BW opvatten als instemming met het in die CAO opgenomen proeftijdbeding. Zonder (rechtsgeldig tegen werknemer in te roepen) proeftijdbeding en zonder vergunning van het UWV is de door werkgever aan werknemer gedane opzegging in strijd met artikelen 6 en 9 BBA, zodat werknemer terecht de vernietiging daarvan heeft kunnen inroepen. De arbeidsovereenkomst is aldus blijven bestaan.

Daar werknemer zich bereid en beschikbaar heeft gesteld de bedongen arbeid te verrichten is werkgever tevens verplicht het loon en de overige emolumenten te betalen tot aan de datum dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.