De feiten
Werknemer is op 1 november 2010 op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor de tijd van twaalf maanden in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Philip Invest B.V..
Werkgever en werknemer komen in de arbeidsovereenkomst overeen dat zij vrijwillig de CAO voor het Technisch Installatiebedrijf – met uitzondering van afwijkende afspraken welke in de arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen – volgen. In het kader van deze afwijkende afspraken spreken partijen in (artikel 3 van de) arbeidsovereenkomst af dat bij gebleken geschiktheid het tijdelijke contract na één jaar zal worden omgezet in een contract voor onbepaalde tijd, zonder proeftijd. In de CAO is verder bepaald dat een arbeidsovereenkomst wordt geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd (art. 13). In afwijking van artikel 13 stelt artikel 14 CAO dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd schriftelijk moet worden aangegaan.
Het dienstverband is vervolgens na het jaarcontract (eindigend op 31 oktober 2011) voortgezet, zonder dat er schriftelijk iets is overeengekomen. Op 9 oktober 2012 meldt werknemer zich ziek wegens vermoeidheidsverschijnselen. Werkgever stuurt vervolgens op 10 oktober 2012 aan werknemer een brief waarin wordt aangekondigd dat het contract per 31 oktober 2012 (van rechtswege) zal zijn geëindigd.
Oordeel Hof, 17 maart 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:932)
Nadat werkgever bij de kantonrechter te Middelburg in het ongelijk wordt gesteld, stapt werkgever naar het Hof te ‘s-Hertogenbosch. Het Hof stelt voorop dat werknemer bij gebleken geschiktheid een vast dienstverband in het vooruitzicht is gesteld. Dit, tezamen met het feit dat de arbeidsovereenkomst na 31 oktober 2011 feitelijk is voortgezet, levert het vermoeden op dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 november 2011 voor onbepaalde tijd is voortgezet. Het is nu aan de werkgever om dit vermoeden te weerleggen, in die zin dat werkgever maar moet bewijzen dat de arbeidsovereenkomst niet voor onbepaalde tijd, maar (slechts) voor de bepaalde duur van één jaar is voortgezet. De onduidelijkheid mag immers niet op het bordje van de weknemer komen. Volgens het Hof heeft de werkgever dit bewijs niet geleverd, althans een schriftelijk door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is niet opgemaakt.
Los van bovenstaande is het Hof tevens van mening dat als uitgangspunt bij de CAO bepalingen heeft te gelden dat in beginsel de bewoordingen daarvan, van doorslaggevende betekenis zijn. Bovendien is het Hof van mening dat artikel 14 CAO is geschreven vanuit de gedachte om de werknemer, die een arbeidsovereenkomst voor (slechts) bepaalde tijd aangaat, te beschermen en wel in die zin dat hem duidelijk is wat de inhoud van de arbeidsovereenkomst is. Werkgever stelt nog dat waar partijen een CAO van toepassing verklaren, zij daar ook vrijwillig gezamenlijk van af kunnen wijken. Deze stelling kan werkgever echter niet baten. Ook een e-mail bericht dat in het geding wordt gebracht kan in dit geval niet dienen als een schriftelijk bewijs van gemaakte afspraken. Immers, conform de van toepassing zijnde CAO had de tijdelijke voortzetting voor bepaalde tijd alsdan (nogmaals) schriftelijk moeten worden aangegaan. Dit is niet gebeurd. De arbeidsovereenkomst is volgens het Hof dan ook voortgezet voor onbepaalde tijd.
Conclusie Hoge Raad, 30 september 2016 (ECLI:NL:PHR:2016:912)
Werkgever is het met het oordeel van het Hof niet eens en stapt vervolgens naar de hoogste rechter. Maar ook bij de Hoge Raad krijgt de werkgever nul op zijn rekest.
Commentaar
De contractuele bepaling waarin de werkgever aan werknemer een vast contract in het vooruitzicht stelt is bepaald niet handig, zoals uit dit arrest ook wel blijkt. De vraag of een werkgever kan worden gehouden aan een uitgesproken intentie tot verlenging van de arbeidsovereenkomst zal zich vaker gaan voordoen nu werkgevers bij tijdelijke arbeidsovereenkomsten van zes maanden of langer uiterlijk een maand voor de beëindiging daarvan de werknemer schriftelijk moet laten weten of, en zo ja onder welke voorwaarden, de arbeidsovereenkomst zal worden verlengd (aanzegverplichting).
Mocht u hierover vragen hebben dan kunt contact opnemen met mr. Caroline de Graaf, M. 06- 252 83 566.