In deze ontbindingsprocedure staat de vraag centraal of de Rabobank zich als een goed werkgever heeft gedragen bij de boventallig verklaring van een 62-jarige werkneemster. De kantonrechter te ‘s-Hertogenbosch (d.d. 28 september 2012, ECLI:NL:RBSHE:2012:BX9173) beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.

De feiten

Werkneemster is op 6 september 1965 in dienst getreden van Rabobank, laatstelijk vervulde zij de functie van Medewerker HR administratie. Werkneemster is 62 jaar oud. De Rabobank (hierna: werkgever) wenst de functie van werkneemster wegens een reorganisatie te wijzigen. Tijdens een gesprek krijgt werkneemster te horen dat zij niet geschikt is bevonden voor de gewijzigde functie. Vervolgens wordt in een daaropvolgend gesprek d.d. 4 juni 2012 aan werkneemster bevestigd dat zij per 1 augustus 2012 boventallig is verklaard. Conform het alsdan van toepassing zijnde Sociaal Statuut heeft wekneemster de keus tussen het volgen van een begeleidingstraject (naar ander werk) dan wel het beëindigingen van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een neutrale ontbindingsvergoeding (C=1) met een maximum tot het inkomensverlies vanaf de datum van het einde dienstverband tot aan haar 65e, zijnde een bedrag van € 131.000,–.

De vordering van werkneemster

Werkneemster verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van veranderingen in de omstandigheden, onder toekenning van een vergoeding aan werkneemster van € 222.400,84. Zij baseert haar verzoek op het feit dat zij van mening is dat zij ten onrechte niet geschikt is bevonden voor haar functie. Tevens stelt zij dat haar functie niet is komen te vervallen en zij ten onrechte en op willekeurige wijze boventallig is verklaard nu in een zeer korte periode, tussen 22 mei en 4 juni 2012, is besloten dat zijn niet geschikt zou zijn voor de nieuwe functie. Toepassing van het Sociaal Statuut leidt in haar geval tot een situatie waarin zij onevenredig in haar (financieel) belang wordt getroffen vanwege de maximering van de beëindigingsvergoeding en vanwege het feit dat zij door de beëindiging aanzienlijke pensioenschade zou leiden. Bovendien is er geen rekening gehouden met de in haar geval geldende wettelijke opzegtermijn van 4 maanden. Op grond van bovenstaande heeft werkneemster geen vertrouwen meer in de Rabobank als werkgeefster en verzoekt een vergoeding van € 222.400,84.

Het verweer van werkgever

Werkgever stelt zich op het standpunt dat zij heeft gehandeld conform het Sociaal Plan en dat er geen redenen bestaan om in het geval van werkneemster hiervan af te wijken. De Rabobank is bovendien van mening dat de reorganisatie en de noodzaak van de boventalligheid c.q. de beëindiging van het dienstverband van werkneemster voldoende zijn aangetoond. Om genoemde redenen heeft werkneemster slechts recht op een vergoeding van € 130.812,34.

Het oordeel van de kantonrechter

De kantonrechter is van oordeel dat de Rabobank in overwegende mate een verwijt valt te maken. Van de Rabobank had, gelet op de omstandigheden waarin werkneemster verkeerde, een andere opstelling mogen worden verwacht bij het boventallig verklaren en de gebeurtenissen daarna. Werkneemster was immers gedurende haar 47 jaar werkzaam voor de Rabobank. Bovendien was het de Rabobank die opeens de functie van werkneemster wenst te wijzigen en daarbij in een zeer korte periode en zonder een voldoende onderbouwing stelt dat werkneemster niet geschikt was om de gewijzigde functie uit te voeren. Tevens blijkt de Rabobank onzorgvuldig te hebben gehandeld bij de boventallig verklaring van werkneemster.

De kantonrechter concludeert dan ook dat de Rabobank niet heeft voldaan aan de norm van goed werkgeverschap en kent ten laste van de Rabobank aan werkneemster een vergoeding toe van een C-factor die hoger ligt dan 1, te weten een bedrag van € 175.000,–.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.